Toen Maggie De Block (Open VLD) aantrad als minister van volksgezondheid waren de verwachtingen hooggespannen. De minister kende immers al huisarts de sector van binnenuit. Van dat enthousiasme valt intussen nog weinig te merken. Behalve dan bij de farmasector die een gedroomde belangenbehartiger vond in De Block. Voor patiënten en zorgverstrekkers is het plaatje minder rooskleurig. Een treurspel in 6 bedrijven.
Een clawback met fluwelen handschoenen
In 2015 sloot minister De Block een toekomstpact met de farmabedrijven. Dat viel met een fikse groeivoet erg gunstig uit. Toch bleek zelfs dat onvoldoende. Want telkens werd die groeivoet overschreden. Na 3 jaar goed voor een extra factuur van 420 miljoen euro. Zelfs wanneer we rekening houden met de compensaties - het zogenaamde clawback-mechanisme - die producenten moeten betalen wanneer het budget ontspoort. De minister veranderde overigens en cours de route de berekeningswijze voor de bijdragen van de industrie. Uiteraard in het voordeel van die laatste.
Here comes the summer
In het zomerakkoord van 2017 stond voor de geneesmiddelenproducenten een flinke meevaller: de aanvraag van klinische proeven wordt voortaan gratis. En dat is al snel goed voor enkele miljoenen euro’s per jaar. Een cadeau dat in dank aanvaard werd.
De Kaltstellung van vzw Farmaka
Nog in 2017 besliste De Block de subsidie voor vzw Farmaka stop te zetten. 28 medewerkers stonden zo op straat. Farmaka was al langer een doorn in het oog van de geneesmiddelenindustrie. De vzw informeert immers dokters objectief over de medicamenten die er op de markt zijn. Door de besparingen van De Block kunnen de meer dan 1.000 commerciële vertegenwoordigers nu ongestoord de dokterskabinetten platlopen. Een vreemde strategie voor een minister die stelt dat ze de overconsumptie van geneesmiddelen wenst terug te dringen.
Ons kent ons: lobbyen loont
Over de terugbetaling van geneesmiddelen wordt beslist in een speciale commissie. Daarvoor was tot voor kort een tweederdemeerderheid nodig. Verstandig, want van veel nieuwe medicamenten wordt de meerwaarde betwist. Een kritische doorlichting en een transparante beslissing zijn dan ook in het voordeel van ziekteverzekering en patiënt. Al ziet De Block dit anders. Voor haar volstaat voortaan een gewone meerderheid en verloopt de stemming in het geheim. Want dat lobbyt lekkerder. En de ziekenfondsen – die in het verleden vaak op de rem stonden – bijten in het stof.
Tekenend is de explosieve groei van het aantal ‘artikel 81 contracten’ voor innovatieve en peperdure geneesmiddelen. Daarbij onderhandelen overheid en producent achter gesloten deuren over prijszetting en kortingen. Zulke contracten zijn momenteel al goed voor 18% van de geneesmiddelenuitgaven. Volgens alle experten een onhoudbare evolutie.
Twee keer langs de kassa
Soms helpen geneesmiddelen ook soms bij ziektes waarvoor ze oorspronkelijk niet bedoeld waren. Een meevaller voor de patiënt, maar ook voor fabrikant die quasi gratis extra klanten krijgt. Daarom tracht de ziekteverzekering dan een lagere prijs te onderhandelen. Maar van dat principe wil Maggie nu af. Cui bono?
The winner takes it all
Na bijna 4 jaar De Block is het duidelijk dat de geneesmiddelenindustrie de grote winnaar is. Patiënten en zorgverleners betalen de rekening. En dat op vele manieren. Minister De Block beperkte bij haar aantreden meteen de verplichte derde betaler, een toegankelijkheidsmaatregel van de vorige regering. Door het optrekken van de plafonds in de maximumfactuur steeg de potentiële ziektekost voor bijna 700.000 gezinnen. Het tijdelijk bevriezen van nieuwe erkenningen voor wijkgezondheidscentra riep dan weer de uitbreiding van de toegankelijkheid van de eerste lijn een halt toe.
Het remgeld voor geneesmiddelen steeg gemiddeld met 9%. Sommige medicamenten (antibiotica, neussprays, maagzuurremmers) werden ineens een pak duurder. Generische producten – die nochtans voor een daling van de uitgaven in de ziekteverzekering zouden kunnen zorgen – krijgen een stiefmoederlijke behandeling.
Niet alleen bij patiënten, maar ook bij zorgverleners kwamen de besparingen hard aan. En dat vertaalt zich helaas in een dalende conventiegraad. Intussen volgen zowat 4 op 10 tandartsen en orthodontisten de wettelijke tarieven niet, terwijl het aantal niet geconventioneerde kinesisten verdubbelde. Waardoor de patiënt steeds dieper in eigen buidel moet tasten. Hoe lang nog?