Het debat rond de uitbreiding van de abortuswet is al uitgebreid gevoerd, niet alleen in de Commissie Justitie van de Kamer maar ook op alle mediakanalen. Sta ons toe om enkele argumenten te bespreken die in de loop van de laatste weken zijn aangehaald in verscheidene opiniestukken.
Een argument dat vaak gebruikt wordt is dat er te weinig gedebatteerd is over de uitbreiding van de termijn voor abortus van 12 naar 18 weken. Er zou volgens sommigen te weinig informatie beschikbaar zijn. Al sinds het begin van 2018 wordt er intensief gedebatteerd over dit onderwerp. In 3 hoorzittingen kwamen 20 experten hun onderbouwde mening geven over dit dossier.
Ondanks de intensieve reflectie zijn er toen maar enkele symbolische ingrepen gedaan in de wet van 1990. De termijn van 12 weken is behouden, maar is verlengbaar met één week wanneer de reflectieperiode naar het eind van die termijn is gestart. De wet is uit het strafwetboek gehaald maar ondergebracht in een aparte wet, waarbij de strafbaarheid en strafmaten zijn behouden.
Dat het bij beperkte wijzigingen bleef, lag niet aan de oppervlakkigheid van het debat, maar aan naakte machtspolitiek. Dave Sinardet heeft in De Standaard van 23 november een uitstekend overzicht gegeven van de manier waarop dit spel gespeeld wordt. Het abortusdossier werd politiek geblokkeerd door een partij die ver boven haar maatschappelijk gewicht speelt. Nu pas, als het parlement min of meer vrij spel krijgt, heet het dat één en ander overhaast, ongeïnformeerd en ondoordacht is. Het is vreemd dat ook sommige academici die relatieve bevrijding van het debat nu als overhaast bestempelen en de kant van het politieke dictaat kiezen. De reflectie zal niet méér kansen krijgen eenmaal er een nieuwe regering is. Integendeel. Dan wordt het debat om politieke redenen gevoerd en niet op een intellectueel hoogstaande manier.
Het is ook niet helemaal duidelijk welke informatie men nog méér zou willen dan wat er vandaag beschikbaar is. We hebben een goed gedocumenteerd getal van 400 tot 500 vrouwen die jaarlijks na de termijn van 12 weken naar Nederland gaan. Rapporten van de Belgische evaluatiecommissie abortus zijn er inderdaad niet meer sinds 2012. Mochten die er zijn, zou men daarin niets vinden over deze groep vrouwen, omdat abortus hier maar tot 12 weken kan.
De ex-voorzitter van de commissie, prof. Herman Nys, heeft destijds gevraagd om gegevens voor onderzoeksdoeleinden toe te laten, omdat dat zinvoller zou zijn. Waren de regeringspartijen op zijn verzoek ingegaan, hadden we vandaag misschien iets geweten over die vier tot vijfhonderd. De commissie heeft haar rapporten wel telkens voorzien van een aantal heel zinnige aanbevelingen, maar ook daar is niets mee gebeurd. Voor de rest zijn we heel benieuwd naar welke informatie men over deze vrouwen graag zou willen hebben. Hun sociale klasse? Hun leeftijd? Hun seksuele gedragingen? Hun partnersituatie? Welk verschil kunnen antwoorden op die vragen maken voor de vraag naar de nood aan uitbreiding van de termijn tot 18 weken? Wat je moet weten staat al in de oudere rapporten van de evaluatiecommissie: vrouwen proberen lateretermijnabortussen te voorkomen, maar soms lukt het dus niet.
Als het gaat om de uitbreiding van de termijn naar 18 weken komen er steeds twee zaken naar boven. De eerste is dat een abortus in het tweede semester een zwaardere ingreep is dan in het eerste trimester. Dat is natuurlijk juist, maar medisch gesproken gaat het nog steeds om een ingreep met een laag risico.
Het tweede argument heeft te maken met het ethisch statuut van het embryo. Dat een foetus op 18 weken groter en zwaarder is dan op 12 weken, dat is duidelijk. Maar dat het ethisch statuut daarvan zou afhangen, is flink wat bruggen verder. Het is juist dat de grotere gelijkenis van een foetus op 18 weken met een pasgeborene een bijkomende emotionele last kan betekenen. Maar dat betekent nog niet dat er wat de foetus zelf betreft een betekenisvol ethisch verschil is met één van 12 weken.
In de open brief van 750 zorgverleners aan het parlement (verschenen in De Morgen en La Libre Belgique op 26 november) wordt wel zoiets gesuggereerd. Daar betoogt men dat foetussen in dat latere ontwikkelingsstadium reeds kunnen reageren op prikkels. Dat is juist, maar misleidend. Dat een foetus reageert op prikkels betekent in dit ontwikkelingsstadium niet dat de foetus ook bewuste gewaarwordingen heeft of pijn kan ondergaan. Daarvoor is ontwikkeling van de hersencortex nodig, en die komt er pas tegen 29 of 30 weken. Tussen een foetus van 12 en 18 weken is er in dit opzicht geen verschil.
Een ander drempelmoment met een ethische betekenis zou de levensvatbaarheid kunnen zijn. De minimumgrens daarvoor is 22 weken (dit betekent dat voor 22 weken het kind bij geboorte niet overleeft ondanks life support). Met 18 weken zit je nog een flink eind af van die minimumgrens en dus veilig.
Misschien gaat de grens van de levensvatbaarheid ooit naar beneden door de vooruitgang van de geneeskunde. Toch is er een limiet die absoluut lijkt: onder de 22 weken zijn de longen te weinig ontwikkeld en die grens een maand terugdringen lijkt wel heel veel gevraagd. Daarvoor zouden trouwens ook veel ethisch onverantwoorde experimenten op pasgeborenen nodig zijn, wat in onze ogen een veel groter probleem is dan abortus.
Het gaat er hier trouwens niet om een bepaald criterium voor de bepaling van het ethisch statuut van een foetus overtuigend te presenteren. Het is voldoende vast te stellen dat de redelijke meningen daarover sterk uiteenlopen en dat het niet de taak is van de wetgever om één criterium, anatomische gelijkenis, te privilegiëren. Achttien weken is eigenlijk een gematigd compromisvoorstel. En dan zwijgen we nog over vrouwenrechten, ook volwaardige ethische bekommernissen, waartegen de eventuele rechten van een foetus moeten worden afgewogen.
Wie een probleem heeft met abortus op 18 weken kan inderdaad, zoals sommigen voorstellen, het kind laten geboren worden en eventueel laten adopteren. Het is ons, terzijde, een raadsel hoe iemand vrouwen wel wil beschermen tegen de emotionele opgave die een abortus ongetwijfeld is door die te verbieden. Maar als het dan om de nog grotere opgave gaat die het afstaan van een kind ter adoptie is, is er plots van ‘bescherming’ geen sprake meer.
Het ziet er dus naar uit dat Barbertje moet hangen of, het perspectief omkerend, dat de foetus hoe dan ook moet gered worden, na 12 of maximaal 13 weken dan.
Karin Jiroflée, volksvertegenwoordiger sp.a
Prof. dr. Freddy Mortier, ethicus UGent en voorzitter deMens.nu